Als onderdeel van het 80-jarig bestaan publiceren we in een achtdelige serie verhalen, anekdotes, en foto’s die inzicht geven in de historie van Neptunus. In elk deel gaan we in op een ander decennium. We vervolgen de serie met de hoogtepunten uit de jaren 1953 –1963.
Met de berichtgeving over onze sport in landelijke en regionale kranten was het begin jaren ’50 ronduit slecht gesteld. De sport was niet echt populair bij een breed publiek, dus de journalisten vonden het allemaal wel goed. Er werd ook hoegenaamd niets gedaan om ervoor te zorgen dat er betere berichtgeving kwam. Dat is uiteindelijk een van de belangrijkste manieren om de sport bij een breed publiek populair te maken.
Als snelst groeiende baseballclub van Rotterdam wilden wij er wel alles aan doen om de sport naar een hoger niveau te brengen. Daarom werd o.a. besloten één van onze spelers naar de Verenigde Staten te sturen. Hij kon dan met eigen ogen zien hoe het er in de sport aan toe ging. En ons hierna met zijn ervaringen meenemen naar een hoger niveau. Ab Hogendoorn werd de gelukkige. Hieronder zijn iets geredigeerde verslag, dat eerder verscheen in de Neptunus Revue.
“Toen ik in augustus 1953 met de Nieuw Amsterdam naar Amerika vertrok, had ik een belangrijke uitnodiging in mijn portefeuille. Van de Brooklyn Dodgers om daar naar een honkbalwedstrijd te komen kijken. Zelf een verwoed honkballer had ik –wetende dat ik op zaterdag en zondag in New York zou zijn –een schrijven gericht aan de New York Yankees. Nog dezelfde week kreeg ik per airmail een brief waarin werd medegedeeld dat het de Yankees buitengewoon speet, maar dat aan mijn verzoek niet kon worden voldaan. Toen ik in New York was, speelden zij niet in de Bronx. Men had echter direct contact opgenomen met de Brooklyn Dodgers die het volgens mededeling zeer op prijs zouden stellen mij als vertegenwoordiger van de Hollandse baseballclub Neptunus te mogen ontvangen.”Bij het stadion aangekomen, werd ik naar boven gebracht –naar het restaurant –waar ik werd voorgesteld aan een heleboel mensen. Zij vuurden, nadat er koffie en broodjes waren aangerukt, 1001 vragen op mij af.
Het stadion bood een fantastische aanblik. Ik werd meegenomen naar een gereserveerde ruimte, bestemd voor officials en persmensen. Een enorm lokaal, vergelijkbaar met een sterk vergrote uitgave van een gondel van een kabelbaan die aan de onderkant van de tribune was opgehangen. Men had aan alle kanten vrij uitzicht. De wedstrijd zelf was een zogenaamde ‘double header’ tegen de St. Louis Cardinals. Wat ik daar heb gezien aan honkbal grensde -gemeten aan het honkbal in Holland van toen –aan het ongelofelijke. Ik heb getracht bij te houden hoeveel ballen er in en over de tribune werden geslagen maar ik ben de tel kwijtgeraakt. Deze ballen zijn voor de club een ‘total loss’. Complete gevechten werden er op de tribunes gevoerd om in het bezit te komen van een bal die daar terechtkwam. Alsof ze een kostbaar kleinood hadden bemachtigd, zo werd de bal aan de omstanders getoond.
Vóór de afrastering lopen op een bepaalde afstand van elkaar suppoosten –tegenwoordig noemen we dat stewards –die er o.a. voor moesten zorgen dat tegen de afrastering geslagen ballen niet door het publiek langs de balustrade werd ingepalmd. Na de zesde inning werd het spel plotseling gestaakt en begon het publiek gelijkmatig te klappen met een gescandeerde uitroep: ‘seven innings stretch-up with Seven Up’. De bedoeling werd mij al snel duidelijk: van alle kanten kwam er personeel van het stadion aangesneld met bakken Seven Up en hotdogs om deze aan de man te brengen. Wat een business, typisch Amerikaans. Tussen de eerste en de tweede game in kreeg ik de gelegenheid de kleedkamers te bezichtigen, en ook de televisieruimte. De heren spelers hebben daar allemaal een eigen kast voor hun kleding en schoenen, een eigen massagetafel, badkuip en dergelijke. Kortom: een volledig bedrijf. Ook mocht ik een kijkje nemen in de materiaalafdeling. Daar heb ik ‘en passant’ mijn slag geslagen. Er werd een grote kist geopend. Mijn gids vertelde dat hierin de trainingsballen werden bewaard. Bij ons zijn dat nieuwe ballen, zei ik hem. Aan zijn gezicht te zien, merkte ik dat hij dacht dat ik hem niet wilde geloven. Hij nam daarop een bal, wees op een praktisch onzichtbaar geschaafd plekje en zei: ‘Useless for official games’. Via een omweg heb ik hem toen duidelijk gemaakt dat Neptunus in Rotterdam juist op zulke ‘useless balls’ zat te wachten. Het kostte wat moeite, maar ik kreeg hem zover dat ik 24 ‘ergst beschadigde ballen’ mocht uitzoeken. Toen ik later veilig met de doos ballen op het schip was teruggekeerd, heb ik een diepe zucht van verlichting geslaakt. Wat je op zo’n moment al niet voor je club over hebt… Maar Neptunus was voor enige jaren onderdak en een volgende keer doe ik het weer, als ik de kans krijg. “
Het belangrijkste nieuws uit de beginjaren vijftig was wel de zeer slechte financiële positie van veel baseballverenigingen. Ook bij Neptunus gebeurde het regelmatig dat de bodem van de schatkist in zicht kwam. De nood was zelfs zo hoog, dat er moest worden overgegaan om bij ‘gewone’ competitiewedstrijden entree te heffen (senioren 40 cent, jeugd 10 cent). Hoewel de kaartverkoop niet direct in overeenstemming was met de verwachtingen, waren de extra inkomsten een welkome aanvulling. Het eerste sportieve hoogtepunt uit die jaren kwam op naam van het hoogste jeugdteam van de club. Zij werden in 1955 kampioen van Nederland.
“Het honkbal-jeugdteam dat in 1955 kampioen van Nederland wordt. Staande v.l.n.r.: Hans de Schepper, scheidsrechter Rob Beets, Hans Leeuwang, Piet Bos, Piet Eenhoorn, Leen Staub, Karel Leeuwang, Hans Corpeleijn, Ben Brandenburg (leider) en Jan van Riet. Zittend: Theo Bos, Frans van Aalen, Rob Haverhals en Jaap Noordzij.”
De introductie van de hoofdklasse
We zijn aangeland in 1958. Om te trachten het spelpeil te verbeteren, besloot de toenmalige Koninklijke Nederlandse Honkbalbond in 1958 tot een drastisch gewijzigde competitieopzet. De hoofdklasse deed haar intrede –domein van de acht allerbeste clubs van Nederland.
Daaronder vormde zich een indeling die bestond uit:
•Twee eerste klassen
•Twee overgangsklassen
•Twee tweede klassen
Een eenzijdige maatregel die de KNHB door de verenigingen niet in dank werd afgenomen.Voor Neptunus was een plek ingeruimd in overgangsklasse B. Die klasse werd gevormd door de volgende verenigingen: the Catchers, DEC, HFC, Neptunus, OVVO 2, Schoten 2, Schiedam en TIW. ‘Voor de acht clubs die in de hoofdklasse uitkomen, zal dit ongetwijfeld tot enige verbetering van het spelpeil leiden,’ deelde het bestuur van Neptunus haar leden mee. ‘Wij achten het niettemin een groot nadeel dat alle andere teams nu in feite één klasse zijn gedegradeerd. De afstand tot de kop is nu weer groter geworden en de weg naar de top nóg langer’. 1958 was in meer dan één omstandigheid een bijzonder jaar. Het was het jaar waarin Frans van Aalen –volkomen onverwacht –zijn debuut maakte in het eerste team.
Afspraken
1960 was voor alles een druk jaar. De eerder succesvol ingezette wintertrainingen werden onder leiding van een sportleraar voortgezet in een gymnastiekzaaltje. Deze sportleraar –Frans Hoeflaken –werd later ook actief bij de softbalsters. Niet ten onrechte werd dat jaar in de rubriek ‘Zonder slag of stoot’ een artikeltje gewijd aan de afspraken die vóór het begin van een wedstrijd werden gemaakt om te bepalen of een bal wel of niet bespeelbaar was en wat daarvan de gevolgen waren. Zo was bij Neptunus het linksveld aanmerkelijk groter dan het rechtsveld. Een over of tegen het hek geslagen bal in het rechtsveld werd dan ook niet aangemerkt als een homerun, maar als een tweehonkslag. ‘Als de scheidsrechters en aanvoerders tot overeenstemming zijn gekomen, moeten ook de spelers nog op de hoogte worden gebracht. Dat alles leidt dan tot voor u toeschouwers enigszins vervelende en soms langdradige conferenties.’ ‘Maar bedenkt u dan dat dit voor het verloop van de wedstrijd noodzakelijk is. Als u even geduld hebt, ziet u even later mogelijkerwijs een flinke klap die recht geeft op een Home-Run’, schreef de gelijknamige scribent in de Neptunus Revue van april 1960. Neptunus was intussen doorgedrongen tot de landelijke eerste klasse. Met ‘bloed, zweet en tranen’ wisten de spelers zich het eerste jaar te handhaven. Op de laatste dag werd degradatie naar de Overgangsklasse op het nippertje voorkomen. Eén jaar later gebeurde het echter alsnog. Bijna was ook seizoen 1962 ook van een pikzwart randje voorzien. Het negatieve verloop van de competitie was overigens zeker niet door Herman Beidschat ingecalculeerd. Neptunus was apetrots op zijn nieuwe trainer. In die periode nog een vaste keuze voor het nationale team. Liefst tien keer werd Beidschat (EHS en Haarlem Nicols) uitgeroepen tot beste werper van Nederland. Het enthousiasme om onder zijn leiding te kunnen trainen was zó groot, dat aan de groepsgrootte beperkingen moesten worden opgelegd.
De grootste honkbalclub van Rotterdam
In de volgende editie lezen jullie hoe het Neptunus vergaat gedurende de rest van de ‘Sixties’.
tekst: Herman Hiemstra
foto’s: Fotoarchief Sportclub Neptunus
opmaak: Orlando Groeneveldt
Bronnen:-Bax, D., Mast, C., Swart, J.D. (1993) Neptunus: Honkbal 1943-1993.Sportclub Neptunus. -Sportclub Neptunus (2000) Neptunus: 1900-2000.Sportclub Neptunus.