Naast de beste pitchers heb ik dezer dagen ook de cijfers van de beste slagvrouwen in de Nederlandse competitie op een rijtje gezet. Voor het bepalen van de top-3 heb ik gekeken naar het slaggemiddelde (BA), On-Base Percentage (OBP) en Slugging Percentage (SLG).
De top-3 van dit moment ziet er als volgt uit:
- Dinet Oosting (Tex Town Tigers) – BA [.571] OBP [.663] SLG [1.032]
- Cindy van der Zanden (Olympia) – BA [.516] OBP [.542] SLG [.716]
- Laura Wissink (Neptunus) – BA [.500] OBP [.591] SLG [.830]
Slaggemiddelde (BA)
Het slaggemiddelde is een statistische meetmethode om de prestaties van de speelsters in het slagperk te evalueren. Een seizoengemiddelde boven de .300 wordt over het algemeen als zeer goed beschouwd.
De ondergrens is een seizoengemiddelde van .200 of lager.
On-Base Percentage (OBP)
Een objectieve meetmethode om te bepalen in hoeverre een speelster de honken bereikt. Zo wordt het berekend:
(honkslagen) + (aantal malen 4-wijd) + (aantal malen geraakt werper) gedeeld door: (aantal slagbeurten) + (aantal malen 4-wijd) + (aantal malen geraakt werper) + (opofferingsslagen).
Kijk je naar de internationale normen, dan geldt een score van .320 als gemiddeld, .340 is boven gemiddeld, .370 is goed en .390 is heel goed.
Slugging Percentage (SLG)
Dit is een methodiek waarmee de productiviteit van slagmensen inzichtelijk wordt gemaakt. Het wordt als volgt gecalculeerd: (honkslagen ) + (2-honkslagen * 2) + (3-honkslagen * 3) + (homeruns * 4).
Simpel gezegd: het totaal aantal honken dat wordt afgelegd gedeeld door het aantal slagbeurten. Je krijgt hiermee dus een goed inzicht in de aanvallende waarde van een speelster.
Kijk je naar de internationale normen, dan geldt een score van .420 als gemiddeld, .450 is bovengemiddeld, .500 is goed en .550 of hoger is heel goed.
Foto: Grega Valancic (c)